De bestuursrechter is niet langer een sfinx. Hij gaat tegenwoordig diepgaand in gesprek met procespartijen, vraagt door en stuurt actief aan op oplossing van het onderliggende conflict als hij denkt dat partijen niet veel opschieten met een puur juridische uitspraak. De nieuwe zaaksbehandeling heeft de attitude van de bestuursrechter fundamenteel veranderd. Hij rekent nu ook het zoveel mogelijk dejuridiseren van geschillen tot zijn taken. Hij levert maatwerk. Het is het antwoord van de bestuursrechters op forse kritiek op hun werkwijze, vertelt Bart Jan van Ettekoven, die behalve senior rechter inhoudelijk adviseur van de rechtbank Midden-Nederland ook hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam is. Dat kwam onder meer aan de orde in de derde evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in welke wet het procesrecht voor de bestuursrechter geregeld is. ´Het duurde te lang tot zaken op zitting kwamen en bestuursrechters hielpen de zaak inhoudelijk vaak ook te weinig vooruit, waardoor ze maatschappelijk onvoldoende bijdroegen,´ zegt Van Ettekoven. ‘Rechters mogen toetsen of een goed besluit is genomen; als dit niet het geval blijkt, kunnen ze het besluit vernietigen. De bestuursrechter was kortom vooral bezig met hoe het niet moest, terwijl het natuurlijk gaat om hoe het wél moet.’ Snelheid, maatwerk, oplossingsgerichtheid en finaliteit zijn de kernwoorden van de nieuwe benadering, aldus Van Ettekoven. Een zaak moet liefst binnen vier, vijf maanden op zitting komen. In de zitting nieuwe stijl kijkt de rechter naar wat partijen verdeeld houdt, of schikking of mediation een optie is en als er een uitspraak moet komen of nog aanvullende informatie en bewijs nodig zijn. Met finaliteit wordt bedoeld dat de bestuursrechter tot een oordeel of een afspraak komt waarmee daadwerkelijk een eind komt aan het onderliggende conflict of het juridische geschil. De bestuursrechters zijn er in geslaagd de wachttijd terug te brengen tot enkele maanden en de meeste zaken af te doen binnen zes, zeven maanden, vervolgt Van Ettekoven. In 2011 is in het Landelijk overleg voorzitters sectoren bestuursrecht van de rechtbanken afgesproken voortaan de nieuwe zaaksbehandeling te hanteren. Nieuwe jurisprudentie van de hogerberoepsrechters gaf daarvoor meer armslag.

Cultuurverandering

Bij de Centrale Raad van Beroep hebben in 2011 en 2012 twee pilots gelopen. President Theo Simons is enthousiast over de maatwerkmogelijkheden. ‘Je kunt natuurlijk niet elke zaak informeel afdoen, soms moet je een juridische beslissing nemen. De kunst is deze dan óók op maat te maken, zodat procespartijen weten wat hun bewijspositie is en welke gegevens nog nodig zijn om de zaak finaal af te doen.’ Binnen drie maanden moet er in de pilots contact zijn met een rechter. Via een zogenoemde regiezitting (met één rechter) wordt bepaald of de zaak zich leent voor een meer informele aanpak of dat toch een klassieke zitting nodig is. Partijen hoeven op een regiezitting niet te pleiten.‘We gaan meteen de diepte in,’ zegt Simons. ‘De feiten kennen we immers al uit het beroep- en verweerschrift. Dit bekort de zitting en het echte probleem wordt helder.’ In principe kan de zaak in de regiezitting afgedaan worden, maar in praktijk volgt er toch nog vaak een vervolgzitting, waardoor de winst van de kortere doorlooptijd wegvalt. ‘Je kunt je afvragen of een regiezitting het juiste instrument is om de zaken uit te zeven,’ reageert Simons. Hij verwacht eigenlijk dat zaken straks allemaal gewoon in een reguliere zitting een snelle en op maat behandeling krijgen. ‘Dat zal vermoedelijk efficiënter blijken te zijn,’ voorspelt hij. Het grote voordeel van de nieuwe zaaksbehandeling is volgens Simons dat er meer ruimte is voor procedurele rechtvaardigheid (waardoor procespartijen de procedure ervaren als een eerlijk en correct proces). ‘Je geeft procespartijen inzicht in de zaak, zodat je potentieel een tevreden verliezer krijgt: de partij die verloren heeft, begrijpt dan waarom hij geen gelijk krijgt en accepteert dit,’ vertelt Simons. Dit kan soms eindeloos procederen voorkomen. Simons: ‘Door de nieuwe zaaksbehandeling hoeven er bijna geen zaken meer teruggestuurd te worden. Vroeger werd een zaak nogal eens teruggewezen naar het bestuursorgaan, dat dan een nieuw besluit nam, waarna de burger na bezwaar en beroep weer vrolijk bij de appelrechter aanklopte.’ De attitude van procespartijen is van groot belang. Dat betekent voor bestuursorganen dat ze geen mensen moeten sturen die zich hebben vastgebeten in de zaak en liever ook niet alleen juristen, is het advies van Simons. Verder is belangrijk dat de gemachtigde het mandaat heeft van de politiek om te manoeuvreren. Voor de beroepscolleges waar vaak de meer juridisch gerichte rechters werken, betekent de nieuwe benadering een behoorlijke cultuurverandering. ‘Je kijkt niet alleen terug naar hoe het besluit tot stand kwam, maar ook vooruit: hoe het geschil wél opgelost kan worden,’ legt Simons uit. ‘Dat vergt dat rechters zich verplaatsen in procespartijen en dat ze het “echte” conflict boven tafel krijgen. Een geschil met de zorgverzekering over een pgb-verstrekking kan bijvoorbeeld voortkomen op een zich onheus bejegend voelen.’ De bestuursrechter is op de goede weg, concludeert Van Ettekoven. Natuurlijk, er zijn nog wel wensen: er mag nog meer geïnvesteerd worden in vaardigheidstrainingen en intervisie, de bestuursrechter is nog niet zo goed in het bewaken van dossiers met losse eindjes vanwege lopende afspraken, maar, zo zegt Van Ettekoven, driekwart van de rechters is inmiddels om. ‘Als het kwartje is gevallen, is het ook verdomd moeilijk om níet met die praktische oplossing te komen die het conflict voorgoed uit de weg ruimt.’